In de winkel liggen heel veel verschillende soorten snoep. Toch bestaat de meeste snoep steeds uit dezelfde (grond)stoffen. Het verschil zit in de vorm en de stoffen die er nog worden aan toegevoegd. De meeste fabrieken laten de kinderen eerst nieuwe snoepjes proeven voor ze de snoep verkopen.
In elk snoepje vind je dezelfde basisstoffen: suiker, water en suikersiroop (glucosestroop). Soms doet men er ook nog wat zetmeel en gelatine bij om het mengsel goed samen te kunnen houden. Om de snoep er lekker en leuk te laten uitzien, voegt men kleurstoffen en andere smaakstoffen toe. Dit noemt men de toegevoegde stoffen.
De stoffen worden samen in een grote pot gekookt. Het sap wordt in een grote rechthoek gegoten. Men doet er de kleurstoffen bij en laat het sap een beetje hard worden tot een soort deeg. Het snoepdeeg wordt dan door machines gekneed en in vormen gegoten. Als laatste stap wordt de snoep verkocht.
In elk snoepje vind je dezelfde basisstoffen: suiker, water en suikersiroop (glucosestroop). Soms doet men er ook nog wat zetmeel en gelatine bij om het mengsel goed samen te kunnen houden. Om de snoep er lekker en leuk te laten uitzien, voegt men kleurstoffen en andere smaakstoffen toe. Dit noemt men de toegevoegde stoffen.
De stoffen worden samen in een grote pot gekookt. Het sap wordt in een grote rechthoek gegoten. Men doet er de kleurstoffen bij en laat het sap een beetje hard worden tot een soort deeg. Het snoepdeeg wordt dan door machines gekneed en in vormen gegoten. Als laatste stap wordt de snoep verkocht.